41
Het huis aan het eind van het weggetje voorbij The Last Resort had één grote ruimte over de hele breedte van de voorkant, met daarin een grote bank en twee leren stoelen. Op consoles stonden beelden van de Haïtiaanse kunstenaar Jean Chery, zachte vormen gehouwen uit glad steen, lichtblauw beschilderd. Aan één muur hingen grote zwart-witfoto’s van plekken op Nevis. Op de marmeren vloer lag een groot hoogpolig tapijt.
Meneer Braun had zich afzijdig gehouden van de inrichting. Als Elizabeth wilde overleggen zei hij dat het allemaal goed was. Hij las, hij luierde, hij bereidde zich voor op de zware tijd die ging komen.
Het was een prachtige dag toen hij voor het eerst zijn huis bezocht. Op het grasveld sprongen de sproeiers aan net toen meneer Braun de villa naderde. Hij zette zich meteen op de stoel die hem een magistraal uitzicht bood op de Caribische Zee.
‘Een verrekijker?’ zag hij.
‘Iedereen heeft hier een verrekijker,’ zei Elizabeth zakelijk. ‘Vindt u het echt mooi?’
‘Het is volmaakt,’ zei meneer Braun.
Behalve over de grote ruimte beschikte de villa over een keuken, geheel ingericht met uit Amerika geïmporteerde apparatuur, drie slaapkamers, een badkamer en een werkkamer.
‘Hier kan ik dan ook werken, als het nodig is, natuurlijk,’ zei Elizabeth, nog steeds onzeker.
Aan de muur in de kleinste kamer (‘voor als u logés hebt’) hingen kleurige schilderijen, afkomstig uit Jamaica. Elizabeth aarzelde, met haar hand op de klink, bij de laatste kamer.
‘Wat is daar?’ vroeg meneer Braun nieuwsgierig.
‘Ik weet niet of ik hier goed aan gedaan heb,’ zei Elizabeth. ‘Weet u nog dat u mij vertelde over die keer dat u niet zoveel last had na een sessie? In die boetiek? We dachten toen dat het kwam omdat het middag was. Nou ja, ik ben daar gaan kijken en ik denk dat het door iets heel anders kwam...’
Langzaam opende ze de deur. In het derde kamertje stond een grote witte sofa. Boven het meubelstuk draaide een azuurblauwe mobiel. Eén muur was helemaal bedekt met planken, en op die planken stond kinderspeelgoed. Legodozen, Playmobil, Dinky Toys, meccanodozen en stempelkussentjes. Op een klein stoeltje zat een grote beer. De muren waren wit, maar het zachte tapijt toonde Disney-figuren.
Als betoverd liep meneer Braun het kamertje in. Hij ging op de sofa zitten, schikte de kussens in zijn rug en keek naar een grote klok in de vorm van een zonnebloem.
‘Het kamertje dat ik nooit heb gehad,’ zei hij zacht.
Er kwamen herinneringen terug die hij verdrongen had. Herinneringen aan koude nachten in de beschimmelde hal waar zijn ledikantje had gestaan. Herinneringen aan een slaafse moeder, een dronken vader, een astmatische grootmoeder, een bang zusje. Beelden van wegschietende muizen en gebarsten ramen.
‘Wat een fijn kamertje,’ zei hij.
Meneer Braun had tranen in zijn ogen. Elizabeth was zo blij dat ze hem, ook al zag ze hoe ongemakkelijk hij zich daarbij voelde, omhelsde.